ZAANSTAD – De fractie van Democratie Zaanstad heeft het college van B&W een serie vervolgvragen gesteld omtrent de WOZ-waardebepaling in Zaanstad. Een en ander naar aanleiding van de beantwoording van het college op eerdere artikel 51-vragen. De raadsfractie is onder meer geïnteresseerd in hoe de besluitvorming loopt in Zaanstad als er besloten wordt al dan niet in beroep te gaan tegen een uitspraak van een rechter.
De vragen zijn gesteld naar aanleiding van een rechtszaak over de hoogte van de WOZ-waarde woning van inwoner van Zaanstad. De bestuursrechter stelde in die zaak (2 mei 2024) de inwoner in het gelijk. Bovendien werd in de rechtszaak de WOZ-waarde van de woning lager vastgesteld. Zaanstad moest griffierechten betalen en het teveel betaalde bedrag terugbetalen aan de eigenaar van de woning. Bijzonder en reden voor de nieuwe vragen van DZ is een uitspraak van het afdelingshoofd belastingen in een brief aan de eigenaren: “Hoewel ik mij niet kan vinden in de waarde zoals die door de rechter is bepaald, heb ik besloten om tegen deze uitspraak geen hoger beroep in te stellen.”
In de beantwoording van de eerdere artikel 51-vragen van DZ, reageerde het college van B&W dat het geen oordeel heeft over het vonnis van de rechter. Naar aanleiding van die uitspraak en de reactie van het afdelingshoofd over de door de rechter bepaalde WOZ-waarde wil DZ weten hoe dat zich verhoudt met de reactie van B&W geen oordeel te hebben over het vonnis en vooral ook hoe wordt besloten al dan niet in beroep te gaan tegen een uitspraak van een rechter.
Precedentwerking
Volgens B&W heeft het vonnis van de bestuursrechter geen precedentwerking. Vrij vertaald betekent dit dat andere WOZ-benadeelden in Zaanstad niet naar dit vonnis kunnen verwijzen om hun bezwaren gegrond verklaard te krijgen. Alleen is onduidelijk, vindt Democratisch Zaanstad, waarom dit specifieke vonnis geen precedentwerking heeft. Het college heeft die opvatting niet onderbouwd stelt DZ, reden om alsnog om die onderbouwing te vragen. Aanleiding hiervoor is uiteraard het negatief oordeel van de bestuursrechter over de manier waarop in Zaanstad de WOZ-waardebepaling verloopt. Betrof het hier een uitspraak over een WOZ-waardebepaling in 2022, er loopt nog een rechtszaak over een WOZ-waardebepaling van dezelfde woning in 2023. Voor die laatste zaak is door het college een taxateur aangesteld. Waarom zegt de gemeente dan in het ene geval geen oordeel te hebben over een uitspraak van de rechter en in het andere geval te besluiten een taxateur aan te stellen, vraagt de DZ-fractie zich af.
30% Bezwaren tegen WOZ-waardebepaling succesvol
Democratisch Zaanstad had eerder gevraagd of er meer bezwaarmakers hun zaak met succes zagen afgewikkeld. Volgens B&W is 30% van de bezwaren/beroepen tegen een waardebepaling succesvol geweest. Maar concrete informatie wil het college vanwege de privacywetgeving niet verstrekken. Desondanks wil DZ graag die informatie, dan maar zwartgelakt/privacyveilig.
B&W zijn niet altijd verplicht informatie te delen met de gemeenteraad blijkt uit beantwoording van eerdere DZ-vragen. Argument hiervoor is dat er sprake kan zijn van ‘persoonsgebonden casuïstiek’, maar onduidelijk is welke criteria hiervoor gelden. Het leidt tot vraagtekens, omdat in het sociaal domein bijvoorbeeld wel dergelijke informatie wordt gedeeld met de gemeenteraad. Waarom zou je bij het ene wel en bij het andere geen informatie verschaffen?
Bronnen: Artikel 51 vragen DZ, WOZ-waardeloket (plaatje bij dit artikel)